Alweer zes weken na Gerts overlijden open ik dit weblog. Ik heb er lang over nagedacht of ik moet stoppen met dit weblog. Het was een weblog over hoe Gert, Bonne en ikzelf een zo gelukkig mogelijk leven probeerden te lijden, ondanks dat Alzheimer ons maar al te vaak in de weg zat. Met vallen en opstaan, met veel en vaak huilen en lachen hielden we dat heel lang vol. Maar Alzheimer won, nam Gert mee. Bonne en ik bleven achter. Mocht ik aanvankelijk denken dat er niets meer (belangrijk) is, dan begin ik nu toch heel langzaam te beseffen dat ik nog altijd mijn herinneringen aan Gert heb. En die herinneringen koester ik. Zoals de herinnering aan hoe ik Gert heb leren kennen, een herinnering die op de bijeenkomst voor Gert is voorgelezen.
Een goed stel
Op 5 december 1978 hing ik
in de kantine van het Instituut van Neerlandistiek. En met mij een kleine groep
medestudenten die op deze sinterklaasavond ook niet naar huis gingen. “Dit is
nou die jongen die alleen maar stripboeken leest”, hoorde ik Wouter zeggen. Met
Wouter zat ik in een werkgroep Moderne Letterkunde. Nou zei Wouter wel meer
onwaarheden, maar dit was er echt eentje, bleek later. Ik keek eens goed naar
de mij onbekende student die achter Wouter aanslenterde. Een lange man met
sluik halflang haar in een donkerblauwe jopper met een rits. Hij keek
schuchter, maar heel vriendelijk mijn kant op. Hm, niet onaardig. “Gert is van
zeventiende-eeuws vertalen”, vulde Wouter de eerdere informatie aan. Dat
voorspelde weer weinig goeds. De kantine ging sluiten. Dus trokken we met de
hele groep naar Bizerte om een pizza te gaan eten. “Gaan we nog naar de film?”,
opperde ik. Niemand reageerde, behalve Gert. Samen gingen we naar Herfstsonate
van Ingmar Bergman. Nou niet echt een vrolijke film voor de sinterklaasavond,
maar er was geen keus. Van die film kan ik me niets meer herinneren, maar wel
van de dronken Sinterklaas in café De Gieter en van de tocht achterop de fiets
bij Gert naar mijn huis. Gert zette me bij mijn deur af en ging heel keurig rechtsomkeert
naar huis. Tja.
Op 9 december stond die man
met die blauwe jopper alweer op de stoep. Ik was verrast. Zo dapper had ik Gert
niet ingeschat. Ik liet hem binnen. Urenlang heeft hij in een heel klein
regisseursstoeltje opgepropt gezeten met een spinnende poes Mighidi op schoot.
Hoe kon ik weten dat hij helemaal onbekend was met de gedragingen van een poes?
Later heeft Gert me wel eens verteld hoe griezelig hij dat knorren van die poes
vond. Begin januari gaf Gert een feestje ter ere van zijn verjaardag. Verzin ik
het nou zelf dat dat feestje gegeven werd om mij weer uit te kunnen nodigen?
Op 9 februari reed ik ’s
morgens vroeg op de fiets van de Plantage Kerklaan waar Gert en zijn broer Dick
woonden, naar het instituut. Aan mijn stuur bungelde de lp ‘Déja vu’ van Crosby,
Stills, Nash and Young, mijn eerste cadeau van Gert. En ik wist: Gert en ik: we
zijn een stel. Een goed stel.
Alzheimer houdt niet zo van
die stellen en begon bijna 11 jaar geleden roet in het eten te gooien. Hij koos
Gert voor een wedstrijdje: wie blijft er het langst naast Simone lopen? Gert
deed verschrikkelijk zijn best om Alzheimer bij te houden, maar zelfs Gert
moest erkennen dat die stomme Alzheimer, zoals hij hem noemde, het langer
uithield dan hij.
Wat had ik graag nog jaren
naast die man met zijn blauwe jopper gelopen.
Simone